Op zondag twee september vond er in het contextprogramma van het Theaterfestival een debatmiddag plaats: Tweespraak. Etcetera en rekto:verso selecteerden drie duo’s met uiteenlopende meningen om over hete hangijzers in het veld in discussie te gaan. Naar aanleiding van deze middag werden er op voorhand diepte-interviews afgenomen met enkele gesprekspartners, waarvan er een aantal die middag ook live het gesprek kwamen verderzetten. De onderwerpen van dienst: dekolonisering, vrouwbeelden op scène en repertoire in de hedendaagse theaterpraktijk. Onderwerpen waar al veel over gesproken is, maar het laatste woord nog lang niet gezegd is. Het beloofde een interessante middag te worden.
Zenuwachtig wriemelend of op het puntje van de zetel, woorden wikkend en wegend, waagden verschillende stemmen zich aan moeilijke debatten in de witte ruimte (zoals Heleen Debeuckelaere aangaf: letterlijk en figuurlijk) van DeSingel. Alle aanwezigen kozen er vrijwillig voor om die dag de stralende zon de rug toe te keren en zich in de schaduw van die witte ruimte te begeven. Drie uur lang, en nog lang daarna, waadden we in een moeilijke, oncomfortabele plek. Allemaal. Maar de ene misschien nog iets meer dan de andere.
Het werd een heftig gesprek, voornamelijk in het eerste debat rond dekolonisatie. Terwijl de inhoud vaak een reproductie was van de vele discussies, interviews en opiniestukken die over het onderwerp geschreven zijn, was deze keer opvallend hoe sommige gesprekken gevoerd werden. Met momenten compleet langs elkaar heen, provocerend, de schuld op anderen afschuivend, defensief. Een sterk moment was wanneer Heleen Debeuckelaere uithaalde naar Johan Thielemans: ‘met deze opmerking slaat u de discussie dood’. Samen met haar in vraag stelling van haar aanwezigheid op het debat zelf, tilde ze het debat naar een belangrijk meta-niveau.
Het lijkt daarmee tijd voor de volgende stap. Dát het debat gevoerd werd, zo ver zijn we gelukkig al. De volgende stap: hoe voeren we het gesprek? Tom Lanoye deed een poging tot verzoening aan het einde, met een voorstel om na te denken over de manier waarop we met elkaar in gesprek gaan. Dat roept nieuwe vragen op: waar houden we deze gesprekken, wanneer, met wie, met welke toon en retorische trucjes, met welke moderators en welke gastsprekers, in welke ruimtes en welke huizen? Welke vragen stellen we, en hoe verwoorden we ze? Hoe praten we op een open, heldere manier met elkaar? Hoe luisteren we met geduld, empathie en ruimte voor complexiteit? Hoe luisteren we zonder een antwoord klaar te willen hebben, hoe vragen we zonder een antwoord te hoeven verwachten?
Als de ene spreker blijft opperen dat sommige dingen ‘dan ook al niet meer mogen’, wat de andere spreker in een moeilijke positie zet om de discussie productief en open te houden, en toch geduldig blijft herhalen ‘natuurlijk mag jij die dingen nog, je mag vanaf nu alleen kritiek daarop verwachten’, vindt er dan echt een gesprek plaats waar er een wederzijdse wil is om te luisteren? Om de mening bij te stellen, om misschien helemaal geen mening meer te hebben? Het verschil in luisterhouding tussen verschillende mensen – soms van hetzelfde geslacht met dezelfde huidskleur op dezelfde zetel, bijvoorbeeld de druk gebarende en ogen ontwijkende Ruëll en de kalme, knikkende Lems – was enorm. Sommige sprekers zagen er vermoeid uit, ongemakkelijk, in een hoek gedreven. We kunnen leren van de State of Youth waar Aïcha Cissé en Aminata Demba ook praatten over hetgeen ‘waar ze het het liefst niet over hadden gehad’. Tijdens de opening van Theaterfestival kaartten ze een probleem aan, op een kalme, beheerste wijze. Geen onnodige provocatie, geen ego dat in de weg stond, maar een uitnodiging tot een serieus, professioneel gesprek.
Het Tweespraak debat werd een heftig gesprek dat veel losmaakte. Maar wat ook eens te meer bewijst: er staat iets op het spel. En we zijn er samen van overtuigd dat theater effect heeft, dat theater niet gewoon als een spiegel de samenleving reflecteert maar zelf ook een vervormend effect kan hebben op die samenleving. In alle polarisering en tweespraak, laten we ook niet vergeten wat we gemeen hebben. Dat is op dit theaterfestival gelukkig ook letterlijk te zien, in Common Ground van Platform-K en Benjamin Vandewalle. Een dansvoorstelling gecreëerd door Vandewalle samen met dansers Hannah Bekemans en Kobe Wyffels van Platform-K, die vertrekt vanuit een interesse en nieuwsgierigheid voor elkaar, een zoektocht naar wat gemeenschappelijk is. Ontmoeting, beweging, en bovenal: plezier. Het plezier in het samen creëeren, in het samen ontdekken, in het samen werken, in het samen brengen van talent, techniek en passie. Luisteren en kijken naar elkaars bewegingen, observeren van waar die komen en waar ze naartoe gaan, en daarop inspelen om tot een gezamenlijk moment te komen. Een creativiteit en openheid in toenadering die inspiratie kan bieden voor de manier waarop we met elkaar over theater praten.
Het debat moet niet streven naar een ideale symbiose of compromis, maar evenmin naar een versterkte polarisering en meer onbegrip. Een instelling van oprechte nieuwsgierigheid en openheid naar de ander maakt kwetsbaar, net als de performers in Common Ground. Maar alleen in die gezamenlijke kwetsbaarheid kan een oprecht moment van wederzijdse toenadering ontstaan. We zullen ons halfnaakt en van ons ego en superioriteitsgevoel ontdaan de arena in moeten begeven, zoals in White Male Privilege, de voorstelling van Wunderbaum die afgelopen week ook te zien was. Oncomfortabel zijn we allemaal in de discussie. Voor we het laten escaleren zoals in White Male Privilege tot een complete non-discussie, is het zaak op zoek te gaan naar onze gemeenschappelijk grond: het podium. Een straffe selectie voorstellingen zoals die van het Theaterfestival 2018, die veel aspecten van het huidige theaterlandschap maar ook het medium theater laat zien, is daar een dankbare, inspirerende herinnering aan.