Ik had er veel van verwacht, een gesprek tussen Arnon Grunberg en Stefan Hertmans over de eenzaamheid van mannen. De twee lieten zich echter door hun enthousiasme en wederzijds respect voortdurend van het gespreksonderwerp afleiden. Ze verloren zich zo in allerlei denkpistes en een intellectuele, iets te gedetailleerde conversatie. Het publiek kon de aandacht er dus niet helemaal bijhouden. Een enkeling in het publiek liep zelfs verloren op zijn I-pad.
De aandachtige horigen in het publiek luisterden naar de twee auteurvorsten die over gevaarlijke paden van subjectiviteit en oordeel struikelden. Toen Hertmans het over de allegorie van de grot (Plato) had, kon ik me niet aan de gedachte onttrekken dat ook wij naar twee schaduwen (in het licht van de mooie boekenlampen) zaten te kijken. We hadden geen idee van de werkelijkheid die de titel van het gesprek en de films uit de essaybundel van Grunberg ons hadden beloofd.
Ruime begrippen als ironie, esthetiek en destructie waren veel te vaag. Gelukkig bleven er ook enkele zaken hangen. Voornamelijk dan citaten van Grunberg die duidelijk in zijn nopjes is als het over ‘zijn’ films gaat. Het begrip winst-esthetiek, hoe we naar film (kunst) kijken of muziek luisteren en daar een bepaalde winst uit halen. Zowel onze donkere als lichte verlangens worden afgebeeld en we kunnen ons daarin vinden, wentelen, rollen. Games worden verheerlijkt omwille van het geweld waar we als mens toch vaak naar zoeken (verlangen?), Tarantino wordt verguisd omwille van te veel geweld. Er worden vragen gesteld bij de paradox van ‘humanitair oorlog voeren’. Er zouden geen ‘echte’ oorlogen meer zijn waarin kameraadschap het hoogste goed is voor mannen. Geen eenzaamheid in de oorlog.
We zijn als mannen (want vrouwen zouden volgens de heren ‘anders’ eenzaam zijn, of is dat seksistisch?) eenzaam omdat we verlangen om er bij te horen, bij een groep. De ironie van het verlangen, weet Grunberg, is dat het een perpetuum mobile is. Enerzijds omdat er altijd nieuwe verlangens zullen zijn, anderzijds omdat je als je eenmaal bij de groep hoort misschien niet helemaal jezelf bent gebleven (zelfdestructie) en wie weet alweer ergens anders bij wil horen. Dat trof me het meest, we kennen het allemaal van in onze pubertijd, ergens bijhoren of willen horen. We weten allemaal dat verlangens en ambities blijven bestaan. Misschien minderen ze wel met de tijd, maar verlangen naar minder verlangen is ook verlangen.
Ik wil goed en beter kunnen schrijven, muziek maken die een publiek raakt, muziek maken voor mezelf, minstens één kind krijgen, een huis in een stad, een goede leraar zijn, … Al die verlangens gaan steeds verder en dieper (en dan zwijg ik nog over mijn geheime verlangens). De ironie (van het verlangen) waar Grunberg en Hertmans het over hebben is de kat en ik ben de muis. Gelukkig heb ik weer een nieuw boek om me in te verliezen, en enkele films om in te verdrinken.