Met de herneming van Café Müller en Le Sacre du Printemps, blikt deSingel vanavond tot achtendertig jaar terug. In 1975 presenteerde Pina Bausch, waar de danswereld sindsdien een bijvoeglijk naamwoord aan te danken heeft, haar Sacre du Printemps. Ze was noch de eerste, noch de laatste om deze voor 1913 onconventioneel zijnde balletopvoering van Vaslav Nijinsky naar haar hand te zetten, maar ze voorzag de rij geïnspireerden wel van een breuklijn die voor de latere interpretaties onmogelijk te negeren viel. Er is een voor Pina en er is een na. Dat die na in 2013 nog steeds de rode zaal van deSingel vol krjigt, bewijst de impact van het Bauschiaanse theater.
Om scenografische redenen -zo wordt vermoed na de pauze- bijt niet het werk uit ’75 de spits af, maar wel het al even beruchte Café Müller uit ’78. Een foute woordkeuze misschien, want die spits is lang geleden reeds verteerd. Vol zitten we echter nog niet. Zo’n mijlpaal op scène brengt onder het publiek toch een zekere spanning met zich mee. We zien het decor dat vijfendertig jaar terug de setting was voor een vierdelige avond die onder andere door Pina Bausch van een gastchoreografie voorzien werd. Vijfendertig jaar geleden was het Pina zelf die met gesloten ogen opbotste tegen de vele stoelen en tafels van de verlaten cafetaria die de vervreemding van zes dansers binnen de grauwe perken houdt. Vanavond slaapwandelt haar schim over de scène. Een eerste beweging sleurt ons mee in haar droom en ook wel een beetje in die van Edward Hopper. Het zijn de veel te hoge deuren -alsof slaap een anamorfose is- en het licht waarmee een glazen draaideur jongleert, die ons de waan van verdwaalde Nighthawks inleiden. Het hele stuk, dat slechts een half uur duurt, zou een slotscène kunnen zijn waarbij er ons na een sleurende zoektocht naar toenadering, niets dan melancholie rest. Niets dan coma. De dansers zijn in hun bewegingen letterlijk beperkt door een wirwar van stoelen en tafels die een wederhelft voor hen opzij smijt. Tevergeefs. Dan maar smijten met elkaar. We horen een Opera van Henry Purcell. Dido en Aeneas. Of hoe partners eenzaam kunnen zijn.
Wanneer er achteraan zo nu en dan een grote glazen deur opengaat en een roodharige vrouw loslaat die niets van de rituelen begrijpt, reflecteert een spievormige lichtbundel de zaal in. Een moment van zelfreflectie.
Tijdens de pauze ontrolt zich een tapijt van turf. We keren terug naar een zaal vol zand. Terug naar 1975. Mannen en vrouwen dansen er door drift gedresseerd. Het ritueel doet stof opwaaien. En feromonen. Een kruisbestuiving tussen Bacchus en Béjart. Het zwanenmeer zoals watervogels het waarschijnlijk écht doen: in de modder. Willekeurig. Slaaf van de lente. En dan het offer: dansen tot de dood. Dance, dance, otherwise we are lost.
(Sacre dedju Pina, we krijgen er niet genoeg van.)
Flo Van Deuren voor TheYoungOnes 2013
Scherp artikel Flo.
Juiste toon, precieze invalshoek.Pro